Kunstenaar Jan Eelse Noordhuis
Biografie Jan Eelse Noordhuis.
Geboren te Katwijk op 17 december 1948.
“Ik zat me daar te verwonderen over zo’n mens dat tweeduizend jaar geleden leefde en naar wie ik sta te kijken in de twintigste eeuw. Ik vond het prachtig om dat eens aan te pakken en ging ermee aan het werk. Dat oude in die cultuur grijpt me net zo aan als de verweerdheid van een zeildoek. En dat zal zo blijven, hoewel mijn horizon zich mede door mijn reizen stellig zal verbreden.”
Jan Noordhuis volgde de Vrije Academie voor Beeldende Kunsten ( tekenen, schilderen, etsen, lithografie) en een tekenopleiding aan de Koninklijke Academie, beiden gevestigd in Den Haag ( 1968 – 1974 ). Als kind al was hij gefascineerd door oude verweerde materialen als zeildoek, verschoten jute, aangetast ijzer en lood. Hij houdt van oude visserijplaatsen en havens. Uren dwaalt hij daar rond en verzamelt de materialen die in iedere haven voor het oprapen liggen. Stukken touw, zeildoek, netten, ijzer en andere vondsten neemt hij mee naar huis en begint deze materialen te verwerken in zijn schilderijen.
Hij is nog jong als de gemeente Katwijk begint met het aankopen van zijn werk. In deze periode maakt hij ook krijt - en pen tekeningen van koeien en stieren en gaat hij regelmatig naar Leiden om schetsen te maken op de veemarkt. Deze tekeningen zijn sterk van lijn en prachtig van compositie. Het werk uit deze periode is nog steeds te zien in het gemeentehuis, de brandweerkazerne en in diverse andere overheidsgebouwen in Katwijk.
Jan richt een kunstenaarscollectief op in een tijd dat het moeilijk is atelierruimte te vinden ( 1973 ). Het is een groep van zes kunstenaars uit verschillende disciplines. Ze zijn op zoek naar een pandje en kloppen bij de gemeente aan met het verzoek hen te helpen aan werkruimte. Zo ontstaat de naam van de groep “het Pandje”. Meermalen moet de groep wijken voor bouw - en sloopplannen en valt uiteindelijk als collectief uiteen. Jan vindt zijn eigen atelier ruimte ( 1987 ) en legt zich steeds meer toe op materieschilderijen. Daarnaast maakt hij etsen van Katwijkse taferelen om op die manier aan geld te komen. Hij start een kleine galerie waar deze etsen te koop zijn en kan zich, vooral in het zomer seizoen, verheugen op een behoorlijke belangstelling.
Het thema van de mummies raakt hem, na zijn veelvuldige bezoeken aan het Oudheidkundig Museum in Leiden. Meer en meer laat hij zich inspireren door de mystiek van de oudheid, de vergankelijkheid en oude culturen. Na de periode waarin materie de kern vormt voor het maken van schilderijen en waarbij het materiaal de vorm en de compositie bepaald, past hij nu materie toe in schilderijen die meer figuratief zijn en die Egyptische, Afrikaanse en mythische taferelen als onderwerp hebben. Oude ingangen van graven en tempels schildert hij, boten die mensen overzetten van de ene wereld naar de andere. Steeds vaker: mens- en dierfiguren zoals je die tegenkomt op oude rotstekeningen, of gestileerde Afrikaanse schilderingen.
“Dit zijn oervormen die raken aan een essentie. Ik ben altijd meer geïnteresseerd in de beginfase. De oude Griekse cultuur werd naar het einde toe steeds perfecter en gepolijster. Daarna krijg je het verval. Geef mij maar de ruwe aanzet, het eerst gevondene. Dicht bij de oorsprong heeft een gedachte of vorm nog een bepaalde kracht en eenvoud. Het leven van vissers op zee, van stammen die in grotten leefden, of van mensen in Afrikaanse dorpen is eerlijker, directer.”
De materiaal keuze wordt gaandeweg subtieler. Waar eerst zeildoek, sloten, grote stukken ijzer, gespen en riempjes gebruikt werden, wordt nu steeds meer gebruik gemaakt van kleine vondsten, koper, ijzer, zink, marmerslijpsel, hout, riet. Collagetechnieken en tekening worden ingepast in een schilderij met olieverf of acryl. Ook oude gebouwen en woonvormen inspireren hem. Gevels, torens en poorten verschijnen op het doek. Na jaren schilderen op paneel, wordt nu opnieuw op linnen gewerkt.